Over de gebroeders hunter
John Hunter was de oudste van 7 zonen van Henry en Emily Hunter uit Nanango, Queensland. De gezondheid van pater Henry ging achteruit en de jongens moesten helpen in de zagerij die hun vader runde. De 25-jarige Jim wilde zich bij het leger voegen om in Europa te vechten. Hij meldde zich op 23 oktober 1916 als oudere broer (en goede vriend) John vond het zijn plicht om zijn jongere broer te beschermen en bood zich ook twee dagen later aan. John en Jim verlieten Sydney op 24 januari 1917 aan boord van HMAT Ayrshire. Ze werden opgeroepen voor het 49e bataljon, een eenheid die voornamelijk uit Queenslanders bestond. Ze zeilden naar Egypte om hun opleiding te voltooien en werden bijna een jaar later naar Frankrijk overgebracht. Jim werd snel gepromoveerd tot korporaal, maar was tevreden met de rang van soldaat als hij bij zijn oudere broer John kon blijven.
​
Het 49e bataljon werd naar de frontlijn gestuurd voor de Slag bij Polygoonbos. Bij dageraad zouden ze in de aanval, maar net voor de aanval van start ging, werd John eropuit gestuurd om een stukje blinkend metaal in niemandsland te onderzoeken. Net toen John uit de loopgraven kroop, werd hij teruggeslingerd door de explosie van een artilleriegranaat. Hij raakte zwaargewond maar slaagde er toch in naar de eigen loopgraaf terug te kruipen, waar hij in de armen van zijn broer alsnog overleed. Jim moest vervolgens mee in de aanval, maar bracht later het lichaam van zijn oudere broer John naar een tijdelijke begraafplaats op Westhoek. Jim begroef John met zijn eigen handen. Hij bedekte het lijk van zijn broer liefdevol en heel zorgzaam met een 'Standard Issue Ground Sheet' zodat het lichaam goed bewaard zou blijven. Jim beloofde terug te keren na de oorlog om de stoffelijke overschotten van zijn broer mee te nemen naar Australië. Jim keerde in 1918 ook effectief, maar kon alleen maar vaststellen dat het terrein zodanig erg vernield was door artilleriebeschietingen dat hij geen idee had waar te beginnen graven.
​
Ook Jim raakte later in de oorlog gewond, een van die wonden opgelopen bij een gasaanval. Hij slaagde er echter in de hel te overleven en keerde terug naar Australië. Thuis trouwde hij met Esme Margaret Bulter, met wie hij zes kinderen kreeg. Toen een krankzinnige Jim zijn laatste adem uitblies, riep hij de naam van zijn broer die begraven lag in een afgelegen plaats genaamd Flanders Fields.
De naam van John Hunter stond in 1927 op het Menenpoort Monument voor de Vermisten, maar door DNA-onderzoek werd het lichaam in 2007 geïdentificeerd. Het was Mollie Millis, de nicht van John, die het passende DNA leverde. 90 jaar na zijn dood werd John herbegraven met volledige militaire eer op Buttes New British Cemetery in Polygon Wood, samen met de andere 4 soldaten die werden opgegraven door Johan Vandewalle en zijn team.
Also Jim was wounded later on in the war, one of those wounds sustained in a gas attack. He managed to survive the hell, though, and returned to Australia. Back home he married Esme Margaret Bulter, with whom he had 6 children. When a dementing Jim drew his last breath, he called out the name of his brother who lay buried in a faraway place called Flanders Fields.
​
The name of John Hunter was listed on the Menin Gate Memorial to the Missing in 1927, but through DNA research the body was identified in 2007. It was Mollie Millis, John’s niece, who provided the matching DNA. 90 years after his death John was reburied with full military honour at Buttes New British Cemetery in Polygon Wood, together with the other 4 soldiers that were exhumed by Johan Vandewalle and his team.